In 1952 bedacht de Franse demograaf Alfred Sauby de term ‘derde wereld’ om te benadrukken dat het mondiale Zuiden op dezelfde manier werd genegeerd als de derde stand in de jaren voorafgaand aan de Franse Revolutie.

Amper tien jaar later, in het begin van de jaren zestig, was de situatie onherkenbaar veranderd: ‘ontwikkeling’ was uitgegroeid tot een sleutelbegrip in de internationale politiek en solidariteit met de derde wereld was overal in het Westen een grondbeginsel. Paus Paulus VI zei in 1967 ‘ontwikkeling is de nieuwe naam voor vrede’.

Kerkelijke hulporganisaties werden opgericht zoals in Duitsland met Misereor in 1958 (Katholieke Kerk) en Brot für die Welt in 1959 (Protestantse Kerken), en in 1961 met Broederlijk Delen in Vlaanderen als noodhulporganisatie voor de hongersnood in Congo. Het werden de vastencampagnes voor de kerken.

‘Misereor’ ontleende zijn naam aan het Latijn en het Nieuwe Testament, waarin Christus zegt: “Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij me en hebben niets meer te eten” (Marcus 8:2).

Het barmhartige Samaritaan-gevoel om mensen in nood te helpen werd aangevuld door een structureel inzicht in de mondiale ongelijkheid, waarbij het rijke Noorden niet alleen de morele plicht heeft om het arme Zuiden te helpen maar ook deels verantwoordelijk is voor de beroerde situatie in het Zuiden.

De derde wereld hield de mensen in de ‘eerste wereld’ een spiegel voor, zodat ze hun eigen leefstijl en idee van ‘vooruitgang’ eens goed konden bekijken. Bij campagnes om arme landen te helpen zichzelf te helpen lag van nu af aan de nadruk op partnerschap, wederkerigheid en wederzijdse erkenning tussen Noord en Zuid.

Afstand is geen excuus om niets te doen

Ook vandaag doen de kerken en hun vastencampagnes een beroep op het ‘geweten’, niet alleen van de gelovigen maar ook van de machthebbers. Afstand is niet langer een excuus om niets te doen. Globalisering heeft het bereik van morele zorg vergroot. Mondiale hulp is vandaag de dag niets anders dan je naaste helpen.

Meer en meer gaat het om ‘structureel geweld’: de kloof tussen rijke en arme landen – en die kloof moet gedicht worden. Liefdadigheid wordt verbreed tot mondiale rechtvaardigheid. Dankzij de snelheid van reizen en vooral van het internet staat men dichter bij de noden van de bevolking. Want hoe groter de afstand hoe groter de vooroordelen.

Christenen moeten handelen, niet alleen bidden en preken. Zij moeten zich meer bezighouden met de materiele problemen in het leven van de mensen, vooral mensen in nood. Dat is diaconie. Dienst aan de medemens. Kerken moeten niet de plaats innemen van overheden of officiële hulpinstanties, maar zij betekenen een meerwaarde.

Een geweten schoppen!

Kerken en christenen moeten een politiek geweten kweken. Niet de les spellen, maar kritische vragen stellen en voorstellen van aanpak formuleren. Een moreel oordeelsvermogen kan worden getraind en ontwikkeld door kritische reflectie. Hierbij gaat het om de hele persoon.

Anders gezegd: hulporganisaties en liefdadigheidswerk moet meer zijn dan een ambulance die van het ene noodgeval naar het andere racete. Kerken moeten zich ontfermen om mensen in nood.

Tevens zullen kerken christenen een mondiaal geweten doen ontwikkelen vanuit de ruimhartigheid die haar kracht ontleent aan de beste bronnen van het christendom en humanisme. 

broederlijk delen logo